Skip to main content

Woorden genoeg…

zolang je ze maar niet hoeft op te schrijven 😉

Waarschijnlijk komt het omdat ik dol ben op detectives: een beetje rondspeuren en op het verkeerde been gezet worden, om uiteindelijk toch een oplossing te vinden die ik van tevoren niet had zien aankomen. Waarschijnlijk vind ik daarom het werken met studenten in de Helpdesk Dyslexie na al die jaren nog steeds een uitdaging.

Het begint altijd met een student die binnenkomt met een probleem. Ik pak mijn vergrootglas en samen gaan we op zoek naar wat er precies aan de hand is en wat oplossingen zouden kunnen zijn.

Neem Adrie, een echte kunstenaar. Zo ziet hij er voor mij ook uit met zijn berenmuts schuin op zijn hoofd en daaronder een paar grote blauwe ogen die je de ene keer doordringend, de andere keer volkomen afwezig aankijken.

De opleiding ziet het ook. Adrie is een kunstenaar met mogelijkheden, maar ook met moeilijkheden. ‘Wil jij uitzoeken wat we voor hem  kunnen doen?’ heeft zijn studieloopbaancoach me via de mail gevraagd.
Samen met Adrie ga ik op zoek. Het wordt een gesprek met veel denkpauzes.

Dyslexie blijkt maar één van de problemen. In het voorgaande onderwijs had Adrie daar weinig last van, zolang hij maar alle lessen volgde. Op dit moment lukt dat niet zo goed. Een paar jaar geleden heeft hij met breakdansen namelijk een nekwervel beschadigd. Dit zorgt voor veel pijnklachten, waardoor hij soms lessen moet verzuimen.

Ik bespreek met hem mogelijke oplossingen. De opleiding kan beslissen om in zijn geval de aanwezigheidsplicht te versoepelen en zijn lesprogramma over wat langere tijd uit te smeren.
‘Hoe zorg je er dan voor, dat je toch de lesinhouden meekrijgt en dat je een beetje structuur in het studeren houdt?’ vraag ik hem.

Daar heeft hij al over nagedacht. Eens per week ziet hij een peercoach met wie hij op een rijtje zet wat hij die week heeft gedaan en wat hij nog moet doen. De docenten zetten alle powerpoints van de lessen op het hogeschoolnet, dus daar moet hij qua lesinhoud een eind mee komen. Wat hij niet begrijpt, kan hij dan met de peercoach of de docent zelf bespreken.

 

Dan vist hij twee verfrommelde A-viertjes uit zijn rugzak, die hij voor me op tafel glad strijkt.
‘Kijk, hier maak ik me dus echt zorgen over,’ zegt hij.
Het gaat om een opdracht om het werk van een fotograaf te beschrijven. Op de A-viertjes staan een aantal foto’s afgedrukt. Er staan twee zinnen onder: uitspraken van de fotograaf zelf over zijn werk .
‘Wat vind je zelf van zijn werk?’ probeer ik.

Aan zijn kin plukkend kijkt Adrie de foto’s lang aan.
‘Ja,’ zegt hij uiteindelijk schouderophalend. ‘t Is wel gelikt gemaakt…..en er zit ook een boodschap in.’
Verder komt hij niet. Zijn blauwe ogen kijken me plotseling uitdrukkingsloos aan als hij concludeert: ‘Maar dat zijn geen 2000 woorden, hè?’

Ik schiet bijna in de lach. Gelukkig weet ik me in te houden, want zijn gezicht maakt duidelijk, dat er voor hem niet veel te lachen valt.

‘Beeldende denkers zijn meestal niet van die praters,’ zeg ik maar snel.
Twijfelend kijkt hij me aan. ‘Wat bedoelt u daar precies mee?’

Ik vertel hem, dat kunstenaars vrijwel altijd beelddenkers zijn, die meer hebben met beeld en minder met woorden. En dat beelddenkers de neiging hebben te denken, dat iedereen ziet wat zij zien en het daarom niet nodig vinden, dat ook nog eens uit te leggen.

Nu reageert Adrie meteen. ‘Ja, je hebt toch ogen, je ziet het toch,’ reageert hij korzelig. ’Waarom moet je dat dan ook nog eens uit gaan leggen?’

Nu zit ik op het goede spoor. Deze reactie heb ik al in veel varianten gehoord van studenten. Ik leg uit, dat docenten niet aan zijn neus kunnen zien wat hij ziet, begrijpt en weet. Dat je woorden nodig hebt om dat aan hen over te brengen.

Bij het studeren spelen steeds twee processen. Het eerste proces is dingen voor jezelf uitzoeken en te weten komen. Dat is het interessantste deel. Het tweede proces is de communicatie naar de ander: duidelijk te maken wat je hebt uitgezocht, hoe je dat hebt gedaan en wat je te weten bent gekomen. Dat is het moeizame deel.

‘Nu zijn het de docenten en je medestudenten die dat moeten weten, later zijn het je collega’s en je opdrachtgevers,’ leg ik verder uit. ‘ Die hebben allemaal jouw uitleg nodig om te weten wat je gaat doen en hoe het eruit komt te zien. Hoe preciezer je dat beeld in je hoofd kunt omzetten in woorden, hoe gemakkelijker het voor anderen wordt om met je samen te werken. Voor sommige mensen is het makkelijk om te vertellen wat ze voor zich zien. Als dat voor jou niet echt vanzelfsprekend is, is het belangrijk om dat wel te oefenen.’

Aan Adrie’s bedachtzame geknik maak ik op, dat dit wel inzicht geeft.

‘Weet je wat het ook is, zegt hij. ‘Ik heb nooit goed geleerd om mijn gedachten op papier te zetten. Ik heb daar echt een hiaat.’

Ik ga achter de pc zitten, leg de twee A-viertjes voor zijn neus en vraag hem te beschrijven wat hij ziet en of hij daar de vaktermen aan kan verbinden die hij nu op de opleiding leert. Dan hoeft hij zijn aandacht alleen te richten op het formuleren en niet op spelling of zinsbouw. Maar ook nu komt er niet veel.

‘Doe maar alsof ik je buurjongen van 12 ben die ook fotograaf wil worden en aan wie je alles over fotografie wil vertellen,’ probeer ik, als er weer een lange denkpauze valt.

Dat helpt. Adrie’s uitspraken worden steeds concreter en hier en daar duikt zelfs vaktaal op. Als hij hoort hoe ik zijn zinnen van het scherm oplees, brengt hij mondeling verbeteringen aan.
Dan is het tijd.

Volgens Adrie werkt deze aanpak wel goed.  ‘Als ik thuis in mijn eentje achter de pc zit, komt er gewoon niets, zegt hij. Ik adviseer hem om thuis zijn tekst eerst op zijn mobiel in te spreken en het daarna pas in de pc te zetten.

Als hij zijn jas aantrekt, vraag ik of hij nog iets leuks gaat doen het weekend. Enthousiast begint hij te vertellen over de fotoshoot die hij gaat maken met een aantal modellen, wat het onderwerp is, hoe dat eruit moet gaan zien en hoe hij dat gaat aanpakken.

‘Hoezo geen makkelijke prater?’, denkt de Sherlock Holmes in mij als ik de deur voor hem openhoud en de volgende student binnenlaat.
‘Woorden genoeg, maar hoe krijg je ze op papier’ krabbel ik snel op mijn aantekenformulier.

Voor me zit inmiddels weer een andere student die gaat zorgen voor een nieuwe aflevering van de serie: ‘Hoe zit dit nu weer precies?’

 

Nel Hofmeester, 5 november 2009
Verschenen in Anders/om, tijdschrift van Handicap & Studie.

Font
Off On
Size
revert
Content
Color
revert
Links
Color
revert