Skip to main content

Als ouders zelf ook dyslexie hebben

Kijken naar je kind

kijken naar jezelf

 

Dyslexie is op zijn vroegst te diagnosticeren aan het eind van groep 3 of aan het begin van groep 4. Maar vaak hebben ouders in de jaren daarvóór al een heleboel signalen gezien. Signalen die hen bekend kunnen voorkomen. Want veel ouders van dyslectische kinderen hebben zelf óók dyslexie. Dat betekent: werk aan de winkel!

 

De periode voordat het kind naar groep 3 gaat, is voor deze ouders dan ook een geschikte periode om te kijken naar de manier waarop zij zelf met hun eigen dyslexie omgaan. Want een kind met dyslexie heeft het meeste aan het voorbeeld van een volwassene, die zijn/haar dyslexie heeft geaccepteerd als onderdeel van het leven. Iemand die kan praten over de moeilijkheden die dat vroeger heeft opgeleverd (en die het nu nog oplevert) en die nu leeft vanuit zijn/haar sterke kanten.

 

Reageer vanuit de rust die je nú hebt

Zowel voor jezelf als voor het kind is het beter, wanneer je vanuit je rust kunt reageren op mogelijke problemen met je kind en met de school. Niet vanuit het oude patroon, dat je als kind hebt opgebouwd om de moeilijke situaties van vroeger emotioneel te overleven.

 

In de volgende voorbeelden wordt duidelijk gemaakt aan welke patronen je kunt denken.

Ieder kind voelt zich okee zoals het is. Het begrijpt de wereld om zich heen op zijn of haar eigen manier. Op school wordt een andere manier van informatieverwerking verwacht. Langzamerhand gaat het kind vermoeden dat hij of zij  toch niet helemaal okee is. Omdat het niet voldoet aan de eisen van de school. En omdat het niet leert wat andere kinderen zo makkelijk wèl leren.

Vroeger begrepen veel kinderen niet hoe die achterstand kon ontstaan. Ze wilden net zo graag leren als de andere kinderen. Daar deden ze ook hun best voor. Veel dingen lukten wel, alleen dat stomme lezen en schrijven lukte maar niet! Ouders en leerkrachten deelden dit onbegrip. Het kind leek slim genoeg, maar toch lukt het niet. Misschien deed het wel niet goed zijn best en tja….misschien…. was het toch niet zo héél erg slim…..?

 

Voorbeeld 1: Doen of er niets aan de hand is

Als reactie op dat onbegrip van jezelf en je omgeving sloot je je in jezelf op. Laat die anderen maar praten; ze begrijpen er niets van. Je gaat ook geen enkele moeite meer doen om het ze uit te leggen. Als je al zou weten wat je uit zou kúnnen leggen. Op den duur luister je ook niet meer naar wat ze je vertellen. Want hun goede raad werkt niet voor jou. Dat heb je allang ontdekt. Je doet het wel alleen, want jij weet, dat je er wel komt. Daar werk je ook keihard voor, ook al duikt bij iedere tegenslag een knagende twijfel op: “Stel, dat die anderen gelijk hadden……. Stel, dat je écht niets voorstelt……”

Naar de buitenwereld manifesteer je je als:

  • Patroon 1: een stil, rustig persoon. Op deze manier probeer je het risico te vermijden, dat anderen je problemen met lezen en schrijven opmerken. Tegelijkertijd geef je anderen geen aanleiding hun ‘goede raad’ over je uit te storten. Als je maar stil genoeg bent, lijkt het wel alsof er niets aan de hand is; voor jezelf en voor anderen.
  • Patroon 2: een persoon die de wereld en zichzelf overschreeuwt. Het doel van dit patroon is hetzelfde: door te schreeuwen leid je de aandacht van jezelf af. Als je maar hard genoeg schreeuwt, komt niemand op het idee dat er een reden is voor deze drukte. En jij zelf op den duur ook niet meer.

 

Personen met patroon 1 en 2 kunnen zich erg overvallen voelen, wanneer hun kind dezelfde problemen tegenkomt. Hierdoor komt weer boven wat ze diep bij zichzelf hebben weggestopt of hard hebben overschreeuwd. En het ergste is, dat ze het terugzien in wat hen het liefste is: hun kind(eren).

Een reactie die vaak voorkomt, is dat deze mensen zich daardoor nog méér gaan afsluiten. Ze ontkennen het probleem van hun kind, zoals ze hun eigen probleem hebben ontkend. “Werk nu maar hard, zo heb ik het ook gered,” lijkt hun boodschap te zijn.

Mensen met patroon 1 worden nóg stiller, en verwachten dat ook van hun kind. Mensen met patroon 2 kunnen soms enorm tegenover de school uitvaren als daar iets fout gaat.

 

Voorbeeld 2: Altijd aan jezelf twijfelen

Je bent met steun van thuis en op school behoorlijk ver gekomen. Dit heeft je onzekerheid over je capaciteiten en mogelijkheden echter niet weggenomen. Diep in je hart heerst het besef: “Er is iets helemaal mis met mij, maar als ik maar goed luister naar anderen, dan komt het wel goed.”

  • Patroon 3: Bij de grote keuzen in het leven – school, studie, baan, partner – luister je vooral naar wat anderen je daarover adviseren. Je hebt afgeleerd op je eigen oordeel te vertrouwen. Soms gaat het goed, maar even vaak gaat het fout. Eigenlijk weet je dan wel waar het is fout gegaan en hoe het anders zou moeten, maar daar haal je je schouders over op: “Het kan nu eenmaal niet anders…..” houd je jezelf voor.

Mensen met patroon 3 zullen heel lang tegen hun kind blijven zeggen: “Doe nou maar wat de juf zegt.” Ook wanneer ze zien dat het niet goed gaat met hun kind op school. Dan zullen ze het moment waarop ze contact met de school opnemen, heel lang uitstellen. Ze twijfelen immers altijd aan hun eigen waarneming en hun eigen oordeel.

 

Het patroon doorbreken

Wanneer je aspecten in jezelf van een van deze voorbeelden herkent, zul je waarschijnlijk ook de reactie van je eigen ouders herkennen op jóuw problemen op school.

Voor je het weet, heb je dit ingesleten – en onbewuste – patroon aan je kind(eren) doorgegeven. Je kunt dit effect pas voorkomen, wanneer je jezelf van dit patroon bewust wordt en erachter komt hoe het je gedrag beinvloedt.

Dat alleen al is een hele klus. Praat erover met mensen die je vertrouwt en bij voorkeur niet alleen met de niet-dyslectische partner. Weeg steeds af of  het gedrag dat bij dit oude patroon hoort, ook het gedrag is waar je voor kiest. Vraag je af hoe het anders kan. Breng dit in de praktijk en leg je erbij neer, dat het honderd keer fout gaat. Dat gebeurt en dat geeft niet, want het is een proces, dat langere tijd nodig heeft.

Ook als later blijkt, dat jij wel, maar je kind(eren) helemaal geen dyslexie heeft/ hebben, heb je jezelf een enorme dienst bewezen ; je bent een stukje meer tot je eigen kern gekomen.

Nel Hofmeester, 2004

Font
Off On
Size
revert
Content
Color
revert
Links
Color
revert